Uitgave: Januari 2001
Vluchtelingen moeten altijd ergens een nieuw thuis vinden
Wat heeft de regio Leidschendam in de afgelopen eeuwen voor vluchtelingen betekend? En wat hebben deze vroege 'allochtonen' ons gebracht? De historicus Pieter de Baar bestudeerde de migratiestromen in het gebied tussen Leidschendam en Leiden.
Pieter de Baar, archivaris bij het gemeente-archief van Leiden, heeft de migratiestromen naar de Leidse regio bestudeerd. Maar, zegt hij,'wat voor Leiden geldt, gaat in het algemeen ook op voor Leidschendam en de andere dorpen in het toenmalige Holland, al lagen de accenten weleens iets anders en waren de mensen met de uitheemse namen daar vaker werkzaam in de landbouw.' Hij concludeert dat deze vroege 'allochtonen' wel in de Hollandse samenleving werden opgenomen, maar dat hun assimilatie vanwege hun andere religie, een afwijkende levenswijze en ook een andere opvatting van het arbeidsethos vrijwel nooit is meegevallen.
We mogen stellen, zegt hij, dat het ruime gebied rond Leiden zijn ontwikkeling in de afgelopen eeuwen voor een groot deel te danken heeft aan zowel politieke als economische vluchtelingen. Hadden zij het westen van Zuid-Holland niet uitgekozen als hun veilige toevluchtsoord, dan was bijvoorbeeld Leiden 'nu misschien niet veel meer dan een dorp van het formaat Bonthuizen of Rijnsaterwoude.'
De middeleeuwen
Al in de middeleeuwen groeide de regio Leiden enige tijd harder dan Amsterdam. In de 13-de en 14-de eeuw waren het grotendeels Vlamingen die uit gevestigde tex-tielcentra als leper naar Leiden kwamen. Ze ontvluchtten de sociale onrust in de Zuidelijke Nederlanden en brachten de textielindustrie naar de Leidse regio. Een bedrijvigheid waar deze stad vele eeuwen op dreef. Hoe groot de immigratiegolf precies was, is echter niet bekend.
In de l6-de eeuw nam de bevolking van Leiden drastisch af door een grote malaise in de textielindustrie. Na 1566 werd de uittocht nog verergerd door de vlucht van veel mensen die werden verdacht van protestantse sympathieën. De Spaanse koning Philips II verdreef met zijn strenge plakkaten tegen het protestantisme en met zijn Bloedraad ook veel Vlamingen uit Leiden. Voor hen was Engeland het dichtstbijzijnde land waar de lange arm van Philips niet meer reikte. Heel wat aanhangers van Calvijn vestigden zich na 1559 in steden in het oosten van Engeland. Opmerkelijk is, dat ze zich daar een plaats wisten te verwerven in het economische leven, wat afgunst bij de Engelsen wekte en hen weinig geliefd maakte. De meesten vonden Engeland dan ook niet gastvrij genoeg om zich er definitief te vestigen. Velen keerden na het beleg van Leiden (1573-1574) dan ook naar deze stad terug. Het waren in het algemeen wevers, wolkammers en andere ambachtslieden. Het beleg had zo'n 6000 Leidenaren door pest en hongersnood het leven gekost. Voor de circa 9000 overlevenden werd het een harde noodzaak buitenstaanders binnen te halen om de economie weer op peil te krijgen. Door het oprukken van de Spaanse troepen in Vlaanderen en Brabant vluchtten vele rechtstreeks naar Leiden. Uit textielcentra als Rijssel, Hondschoote, Belle, leper en Doornik kwamen grote massa's mensen naar het westen van Holland. Hun aantal valt moeilijk te schatten, maar loopt zeker in de tienduizenden. Sommigen hadden vrijwel geen bezittingen meer. Velen konden er nog op de dag van aankomst in Leiden aan de slag met het spinnen van wol. De nieuwe Leidenaren brachten de stad een enorme voorspoed en groei, zij het dat de autochtone Leidenaren dezelfde gevoelens van afgunst hadden als de Engelsen.
Nieuwe Tonge, 1955: op het Finlandplein wordt het monument ter herinnering aan de watersnoodramp onthuld. (Foto's gemeentearchief Leidschendam).
Uit Duitsland
De golf vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden bleef aanhouden tot ongeveer 1610. Daarna kwam er een stroom vluchtelingen uit Duitsland op gang.Tijdens de Dertigjarige Oorlog (l6l8-l648) trokken Oostenrijkse, Deense, Zweedse en Franse legers in het Duitse gebied rond, daarbij alles plunderend en verwoestend wat ze op hun weg vonden. De Baar: 'Waar katholieken, lutheranen en calvinisten elkaar zo op leven en dood bevochten, was het leven van de gewone burger geen stuiver waard. Massa-executies waren dan ook aan de orde van de dag. Dat in zo'n land het klimaat als onleefbaar werd ervaren, zal geen verbazing wekken. Waar kon men beter terecht dan in het welvarende Holland, dat weliswaar ook oorlog voerde, maar dan ver van zijn grenzen of op zee? Holland kon werkvolk gebruiken: van tijd tot tijd klonk er een noodkreet om volk.'
Hoe omvangrijk de stroom vluchtelingen was, blijkt wel uit het verloop van de pestepidemieën die de regio Leiden in 1635 en 1655 troffen. De pestbacil vaagde in beide gevallen een derde van de bevolking weg, van ongeveer 45.000 tot 30.000 personen.Toch was het bevolkingsaantal binnen enkele jaren op het oude peil. De Baar: 'Het zal duidelijk zijn dat een geboortengolf dat niet kon hebben bewerkstelligd.' De vluchtelingen uit Duitsland konden meteen de opengevallen plaatsen achter de weefgetouwen innemen.
1685: Uit Frankrijk
Na de Duitsers volgden de Fransen. Het protestantisme van de Hugenoten was de Franse 'zonnekoning' Lodewijk XIV een gruwel. Wie zich niet wenste te bekeren kon of strafmaatregelen rekenen. De Hugenoten moesten een 'treiterij van de ergste soort en vaak algehele verwoesting van huis en haard' ondergaan. Wie kon vluchten, deed dat en vaak in de richting van het gastvrije Holland.' De Baar: 'Het probleem was echter dat men niet zomaar kon emigreren: de grenzen werden scherp bewaakt en wee degene die gegrepen werd. Helaas was de situatie in het Holland van 1685 wel wat gewijzigd ten opzichte van de gouden tijd daarvoor. De economie ging achteruit, waardoor nieuwe inwoners niet erg welkom owaren.Van de vluchtende Hugenoten ging daarom een groot aantal door naar Zuid-Afrika en Brandenburg, ofschoon ze in Holland nog wel de zijde-industrie tot grote bloei wisten te brengen.'We mogen aannemen, zegt De Baar, dat uiteindelijk ook in de regio Leidschendam een aantal Hugenoten is neergestreken.
1785: Patriotten
In de 18-de eeuw kwamen relatief weinig mensen deze kant op. Degenen die nog kwamen, hadden meestal louter economische motieven. In die eeuw was het ook in Holland niet meer koek en ei. Rond 1785 brak er in Holland bijna een burgeroorlog uit. Dit keer was het Holland dat vluchtelingen veroorzaakte. Veel patriotten een veilig heenkomen in Frankrijk. Pas in 1795 konden zij terugkeren. Maar in dat jaar kregen anderen vluchtneigingen. Stadhouder Willem de vijfde zocht zijn heil in Engeland. En wie voor de gruwelen van de Franse revolutie en later dictator Napoleon wilde vluchten, had in Holland niets te zoeken.Velen gingen dan ook liever naar Engeland, dat de rol van toevluchtsoord min of meer van Nederland had overgenomen. In de 19-de eeuw was die rol weggelegd voorAmerika,Australië en Zuid-Afrika.
1914: Uit België
Maar in 1914 moest Nederland onverwachts weer zijn gastvrijheid bewijzen. Op 4 augustus waren de Duitsers België binnengevallen. Hele dorpen werden vanwege het oorlogsgeweld geëvacueerd. In Noord-Brabant werden vele tienduizenden Belgen in kampementen ondergebracht. Ruim 4000 personen kregen onderdak in Leiden en omgeving, alvorens zij in 1915 naar kampen op de Veluwe of elders werden gebracht, na de vrede van 1919 vertrokken bijna alle Belgen weer naar hun vaderland. Maar enkele hadden zich hier gevestigd, soms door met een Nederlandse partner te trouwen, en bleven.
In 1938 kwamen er veel vluchtelingen uit Duitsland naar onze regio, met name joden. Hun vlucht bleek niet afdoende: in de oorlogsjaren werden vrijwel alle 126 joodse inwoners van Leidschendam in Duitse vernietigingskampen omgebracht. In de meer recente tijd kwamen onder meer Hongaarse vluchtelingen (1956) en in de jaren zeventig en tachtig Chinezen, Chilenen, bootvluchtelingen uit Vietnam enTamils uit Sri Lanka. In 1991 werd in Leidschendam de Stichting Vluchtelingenwerk Leidschendam opgericht (zie elders in dit nummer).
Twee ramen in de raadszaal van het gemeentehuis herinneren aan de adoptie van geëvacueerde inwoners van Nieuwe Tonge.
1953: Uit Zeeland
Een bijzondere categorie vluchtelingen vormden in 1953 de enkele honderden bewoners van Goeree-Overflakkee die in februari van dat jaar een tijdelijk onderkomen vonden in Leidschendam. In het weekeinde van 31 januari op l februari 1953 werden grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en westelijk Noord-Brabant getroffen door een enorme overstroming. Bijna 1900 mensen stierven de verdrinkingsdood. De verbindingen met het getroffen gebied werden pas ruim een dag na de overstroming hersteld. In de daarop volgende dagen, weken en maanden kwam de hulpverlening op gang.
De ramp was aanleiding tot het Deltaplan: de zeegaten in Zeeland en Zuid-Holland werden aangepakt en een grootscheepse dijkverzwaring uitgevoerd. Dit grote project vond plaats in de jaren 1953-1978.
De eerste hulp aan het getroffen gebied, in de vroegste dagen van februari '53, bestond onder meer uit een massale inzamelingsactie:'Beurzen open, dijken dicht'. Overal in het land werden geld, kleding, dekens maar ook speelgoed ingezameld. Ook Leidschendam zette zich in voor de slachtoffers. Het gemeentebestuur organiseerde en financierde. Rechtstreekse hulp werd verleend via de schenking van een brandweerauto en uniformen. De Leidschendamse burgemeester Banning schonk bij zijn bezoek aan Nieuwe Tonge de Zeeuwse dorpsgemeenschap een film-projector van maar liefst 1600 gulden. Dat gebaar paste in een reeks van adoptieve acties waarbij Nieuwe Tonge steun van Leiden, Alblasserdam en Leidschendam ontving. Aan die adoptie kwam in 1955 officieel een einde met de onthulling op het Finlandplein te Nieuwe Tonge van een monument ter herinnering aan de slachtoffers en het verdriet van de watersnood 1953. Diverse archiefstukken en foto's en de gebrandschilderde ramen in de Leidschendamse raadszaal herinneren aan deze bijzondere episode uit de Leidschendamse geschiedenis. Ze zijn tentoongesteld in de hal van het stadskantoor en in de openbare bibliotheek vlak bij de uitleen- en inschrijfbalie. Het verenigingsleven leverde talloze vrijwilligers en veel gezinnen en individuele personen toonden een hartverwarmende inzet. Veel RKAW-ers organiseerden een straatvoetbaltoernooi waarvan de inschrijfgelden voor de watersnoodslachtoffers werden bestemd. Ook werden huis-aan-huis collectes gehouden. Sommige Leidschendammers trokken enkele dagen naar Middelharnis, Dirksland en Nieuwe Tonge om daar te helpen modder en water uit huizen, winkels en kerken te verwijderen (zie elders in dit nummer). Anderen traden op als gastouders voor de enkele honderden mensen uit Zeeuwse en Zuid-Hollandse gemeenten die door het water waren verjaagd. Dat leidde in veel gevallen tot vriendschapsbanden die nog jarenlang voortduurden.
Onder de Zeeuwse vluchtelingen bevond zich ook J. Kornet, een vrachtwagen-chaufeur uit Nieuwe Tonge (Goeree-Overflakkee). Samen met zijn hoogzwangere echtgenote werd hij op 3 februari per boot van het dak van hun huis geplukt. Mevrouw Kornet werd vervolgens met een helikopter naar Dirksland gebracht en vandaar ondergebracht op het evacuatie-adres aan de Damlaan 50 in Leidschendam ondergebracht. Op 20 februari beviel ze in het Haagse Bronovo-zie-kenhuis van haar eerste kind: Marianne, roepnaam Maartje.
'Opgenomen in het gastvrije Leidschendam...'
De nu 48-jarige Marianne Wesdorp-Kornet woont nog altijd in Oude Tonge. Ze bewaart een twintigtal felicitatie-prentbriefkaarten die haar ouders op de Damlaan 50 ontvingen van leerlingen van de Sint Rosa-school aan de Nijkerklaan in Den Haag. Toen de scholieren van de geboorte van Maartje hadden vernomen, stelden ze onmiddellijk een 'baby-pakket' samen met hemdjes en luiers.
Van de vlucht van haar ouders weet ze alleen nog te vertellen dat haar vader, opa en oma enkele dagen na haar moeder in Leidschendam arriveerden. Eind februari gingen ze beiden terug naar Nieuwe Tonge. 'Vader kon zich als chauffeur nuttig maken bij het opruimen van de ravage. En moeder ging terug naar familie op Overflakkee. Ze heeft me wel eens verteld hoe penibel hun situatie die eerste dagen van de ramp was. Op dat koude dak gezeten hielden ze zich in leven met appels en peren die ze op zolder bewaarden.'
Haar moeder kan zich van het kortstondige verblijf in Leidschendam weinig meer herinneren. 'Ik vind het jammer dat ze nadien ook nooit meer contact hebben gehad met de familie Schrades, bij wie ze die maand in huis zijn geweest. Ik heb uit haar verhalen wel begrepen dat ze hartstikke blij waren dat ze ergens terecht konden.Als ik de verhalen van asielzoekers hoor, denk ik wel eens: mijn ouders gingen tamelijk georganiseerd voor het water op de vlucht, er stonden meteen andere mensen voor hun klaar. Mensen die dezelfde taal spraken en in hetzelfde land woonden. Voor veel asielzoekers lijkt de onzekerheid vaak een eeuwigheid te duren. De ervaring van mijn ouders heeft me geleerd dat vluchtelingen altijd ergens heen móeten. Het mag niet zo zijn, dat er voor hun nergens een thuis is. Kort geleden ben ik met mijn man voor het eerst op de begraafplaats van Nieuwe Tonge wezen kijken. Daar liggen veel slachtoffers van de ramp, onder wie veel jonge kinderen. Ik dacht: wat een geluk heb ik gehad! Voor ons was er hulp en opvang.'
Jos Teunissen
Met dank aan drs F. F. J. M. Geraedts, gemeente-archivaris van Leidschendam.
Terug naar overzicht