Uitgave: januari 2005
Ol kniedi-juns welkum
De eerste dagen van de oorlog kan ik me nog goed herinneren. In mei 1940 was ik 7 jaar. Het was voor mij een feestelijk geluid als je vanuit Stompwijk Duitse soldaten hoorde aankomen. Wat konden ze zingen en wat was dat stevig, het gestamp van die laarzen. Achter ons huis in de Venestraat lagen vaak verbindingssnoeren van de telefoonlijnen op de grond. Een klein beetje sabotagebloed zat in mijn lijf. Ik had heimelijk het verlangen met een hakbijl of de spade van mijn vader die lijnen door te steken. Toch wist je blijkbaar dat dat te gevaarlijk was.
Het was een aparte ervaring toen we op een dag bij onze school kwamen, de Willibrordusschool op de Damlaan. Er was daar volop actie van Duitse militairen. De school was bezet. We konden naar huis. Er werden strozakken gevuld , slaapmatrassen voor de soldaten. Er stond een groot kookfornuis bij de school en gedurende lange tijd was er voor de jongens geen school. Later werden we onderverdeeld bij de meisjesschool aan het Molenpad. De jongens gingen toen 's morgens naar school, de meisjes 's middags. Ik vond het wel leuk om met mijn zitbankgenootje van de meisjesgroep een briefwisseling te onderhouden. In het kastje van de bank liet ik 's morgens een briefje achter en de andere dag was er voor mij een antwoord.
In de laatste dagen van de bezetting poseren kinderen in de Koningin Wilhelminalaan met vanuit vliegtuigen afgeworpen Zweeds wittebrood en de Zweedse vlag. V.l.n.r. Cees Nanninga, Carla Jansen, Jeane Jansen, Christ Hoogewegen, Luduin Hoogwegen, Odet Schretlen, Ria Hoogewegen (de latere echtgenote van ex-premier Ruud Lubbers) en. Richard Hoogewegen.
Het is een paar keer gebeurd dat de sluisbruggen omhoog waren gezet. De straten werden geblokkeerd: de Stompwijkseweg, de Achterweg (Nieuwstraat) ook de Oosvlietweg en de Delftsekade, je kon geen kant op. Er werd gezocht naar mannen die naar Duitsland konden worden gestuurd om daar de productie gaande te houden. Er was tussen de Leidschendammers een goed systeem ontwikkeld om mensen van te voren te waarschuwen als er een razzia zou worden gehouden.. Iedereen wist wel een plek waar hij kon onderduiken. Dit waren geheime schuilplaatsen in schuren, onder huizen, op zolders of waar dan ook. Als de Duitsers in de huizen kwamen om mensen te zoeken, moest iedereen in het gezin goed weten welke antwoorden er gegeven moesten worden als gevraagd werd waar de vader of de echtgenoot was. In onze straat, de Venestraat, werd een vluchtpoging ondernomen door de heer Scheenaard. Hij werd op zijn vlucht neergeschoten en overleed ter plekke. Ik weet de plaats nog te vinden.
De tuin die mijn vader beheerde gaf voor ons gezin voldoende te eten gedurende de oorlogsjaren. Regelmatig kwamen familieleden en kennissen vragen om groenten en aardappelen. Ook veel mensen uit Den Haag kwamen groenten halen. Op de stamkaart, die ieder gezin in bezit had, moest wekelijks worden aangetekend dat mensen 'ergens' groente of aardappelen hadden gehaald. Ik herinner me een grote groep mensen die in de tuin achter ons huis tuinbonen aan het doppen waren. Dan hoefden ze niet met zoveel vracht naar Den Haag te lopen.
Toen mijn ouders in het hongerjaar 1944 hun twaalf-en-een-halfjarig huwelijksfeest vierden waren we met een groot aantal familieleden in de kleine kamer op onze manier aan het feestvieren. Een beetje groente, een beetje aardappelen, een beetje pap en veel solidariteit vanwege het samenzijn. Aan de voordeur hebben we op diezelfde 'feestdag' aan vragende, bedelende mensen wat van de 'overdaad' van het feest uitgedeeld.
In de winter van 1944-'45 waren we met de slee in de sneeuw op straat aan het spelen. Een man, uitgehongerd en totaal verkleumd, liet zich bij bakker Rodenrijs in de Venestraat voor de deur neervallen. Hij werd de winkel binnengedragen en kwam bij doordat men hem een stukje brood kon aanbieden. Later zagen we diezelfde man liggen voor de deur van bakker Wensveen, een stukje verderop in de straat.
De bevrijding
Wat een ellende, die oorlogstijd. Weinig eten, geen mogelijkheid om te reizen. Veel armoede. In de huizen was er geen elektriciteit. Misschien nog wel in het begin een aantal uren per dag. Ik herinner me dat mensen veel stookten op kleine kacheltjes waarvan de afvoerpijp vaak door de kamer liep om meer warmte te krijgen. Ook was er vaak een mogelijkheid ontwikkeld om een pan te plaatsen op de kachelpijp aan het eind van de kachel. Zo konden meer pannen tegelijkertijd verwarmd worden. Als 's avonds vanuit de huizen een streepje licht te bespeuren was, werd er op de ramen of deuren gebonsd en klonk het in hard Duits: 'Licht aus!' Er werd dan ook overal flink verduisterd. In de kerk zat om ieder lampje een zwart kapje; een klein straaltje licht scheen dan naar beneden.
Het bericht dat de bevrijding naderde was een opluchting voor iedereen. Je kunt nu niet meer beschrijven hoe je jezelf voelde. De Nederlandse vlag, die diep was weggeborgen in de kast, mocht ik te voorschijn halen. Wat een feest om de vlag uit te steken! Iedereen deed er aan mee, de straat was ruim voorzien van kleine en grote vlaggen. Dokter Perquin en de firma Van Veen (manufacturer) hadden in de Venestraat de grootste vlaggen. De intocht van de Canadezen in hun jeeps door de Venestraat zal ik nooit vergeten. Aan onze buurman Molenaar, een zeeman, vroeg ik hoe je 'Alle Canadezen welkom' schrijft. Hij schreef het voor mij op, maar op de manier zoals je het uitspreekt. Ik maakte een groot bord met daarop het volgende geschreven: 'ol kniedi-juns welkum'. Ik heb weinig reactie van de Canadezen gemerkt! Wel weet ik dat de boomtakken waarmee de jeeps waren versierd, de camouflagetakken, langs de huizen van de smalle Venestraat schuurden. Op deze manier zwiepten de takken langs de mensen die aan de deuren stonden. Mijn moeder is daardoor haar bril verloren.
Er werd feest gevierd, er ontstonden optochten , er werd gehost en gesprongen. Ik denk dat we met elkaar hele avonden hebben lopen hossen en springers van vreugde. Kleine rondjes door de Venestraat, het Achterom en de Achterweg (nu Nieuwstraat) steeds maar weer. En dan maar zingen: 'Oranje boven, leve de koningin...' Het ging naar mijn idee urenlang door. De feestelijkheden waren zo heftig, dat Niek de Bruin, een jongen die we nu verstandelijk gehandicapt zouden noemen, tijdens het feesten is overleden van oververmoeidheid. Er werden volksspelen gehouden, kinderen kregen alle aandacht. Mensen gingen massaal op dansles. In het cafe van Van Rijn in de bocht van de Venestraat werd dansles gegeven. Wij, jonge kinderen, gingen op elkaars schouders staan om boven de gordijnen uit te kijken wie er allemaal aan mee deden. Er ontstonden buurtverenigingen. Er was een vereniging aan de Delftsekade, aan de Oostvlietweg en vanzelfsprekend in de Venestraat. Deze vereniging bestaat nog altijd en dat ervaren we ieder jaar tijdens de braderie op Koninginnedag.
Een droevige dag rond de bevrijding vond ik het ophalen van de Leidschendamse meisjes en vrouwen die vrijerige contacten hadden onderhouden met Duitse militairen. Deze mensen zijn heel erg vernederd en hebben in het openbaar hun spijt over wat ze hadden gedaan moeten belijden.
J. Olsthoorn
P.S. Ik heb enkele vragen waarop ik het antwoord niet weet:
a. Zijn er veel Leidschendammers meegenomen bij de razzia's?
b. Ik herinneren me een verhaal van iemand die terugkwam. uit Duitsland. Bij thuiskomst is een van zijn ouders van schrik overleden. Wie was dit?
c. Woonden er in de oorlogsjaren veel Joden in Leidschendam.
d. De voedseldroppings: gaat het , als men over `Zweeds wittebrood' spreekt, nu over meel om er brood van te bakken of werd er inderdaad brood uitgeworpen op Ypenburg?
Kunt u mij antwoorden geven op deze vragen, neemt u dan contact met mij op.
Mijn adres is J.S.Bachlaan 77, 2264 WB Leidschendam
Terug naar overzicht