Uitgave: Januari 2001
Meer onderzoek nodig naar betekenis VOC voor Zuid-Hollandse economie
'Zuid-Holland heeft een belangrijke rol gespeeld in de Verenigde Oostindische Compagnie. We weten uiteraard dat de compagnie in Delft, Rotterdam en Vlaardingen een enorme bedrijvigheid heeft ontketend. Toch zou er naar de betekenis van de VOC voor de lokale economie veel meer onderzoek gedaan moeten worden. In feite ligt hier nog een groot terrein braak.'
Aldus Joost Schokkenbroek van het Nederlands Scheepvaartmuseum in Amsterdam, in een lezing die hij op de jaarvergadering van Erfgoed Leidschendam hield over de activiteiten van deze vroege internationale onderneming in en rond Zuid-Hollandse steden.
Schokkenbroek, die dichtbij de plek werkt waar de Kamer Amsterdam van de Compagnie een scheepswerf had (Oostenburg), schetste een beeld van de indrukwekkende omvang van de VOC, lange tijd de grootste werkgever in de toenmalige Republiek der Nederlanden.
'Kort na de oprichting in 1602 had de VOC al zo'n 3500 man in dienst. Rond 1750 waren er alleen al op deVÖC-sche-pen zo'n 12.000 mensen werkzaam. Gemiddeld voeren 200 zeelieden per schip. Tussen 1602 en 1795 zijn op de ruim 6000 heenreizen zo'n l miljoen mensen naar Azië vertrokken. Een enorm aantal voor wie bedenkt dat Nederland in die tijd nog geen 2 miljoen inwoners telde.' Het merendeel kwam overigens nooit meer terug. Velen overleden er aan ziekten of door ongelukken; velen ook bleven in de Oost werken. Zo'n 4500 maal werd vanuit de Oost terug naar Europa gevaren. Toeleveringsbedrijven zoals zeilmakerijen, kuiperijen, smederijen, timmerwerk-plaatsen, lijnbanen, geschutgieterijen, smederijen, kantoren en tal van andere havenactiviteiten gaven de VOC een immense betekenis voor de plaatselijke economieën. Enorme aantallen schepen werden gebouwd. Vele tienduizenden Nederlanders leefden van de Oost-vaart. In een stad als Delft getuigen onder meer het Oost-Indisch Huis aan de Oude Delft, het gebouw van het huidige Legermuseum (ooit een magazijn van de VOC) en het 'zeemagazijn' in het oude centrum van Delfshaven van dit verleden. De Kamer Delft had vanaf het begin van de 17-de eeuw aan de Buizenwaal in Delfshaven een timmcr-werf, later uitgebreid met een pakhuis/loods en een magazijn. Daar werkten ongeveer 150 tot 200 man. In Delft zijn tussen 1620 en 1781 in totaal 111 schepen gebouwd. Het ligt voor de hand, aldus Schokkenbroek, dat talloze Zuid-Hollanders op de VOC-schepen hebben gediend of op andere wijze voor de Compagnie hebben gewerkt. Op de Delftse schepen was het percentage Delftenaren tussen 1700 en 1704 57 procent tegen 22 procent uit de rest van Zuid-Holland (rond 1770 was dat toegenomen tot een kwart).
'Het ligt voor de hand dat talloze Zuid-Hollanders voor de VOC hebben gewerkt.' Scheepsvolk werd actie/geworven.
'Maar zolang niet stelselmatig onderzoek is gedaan naar de monsterrollen, de namen van de opvarenden en hun geboorte- of woonplaats kunnen we niets zeggen over het belang van de VOC in steden en dorpen in Zuid-Holland. De rijks-, gemeente-, stads- en persoonlijke archieven - schatkamers vol gegevens over de roemruchte VOC - schreeuwen om verdere ontsluiting door historici en genealogen', aldus Schokkenbroek.
Duidelijk is evenwel, dat de twee Zuid-Hollandse VOC-kamers Rotterdam en Delft ondanks de - althans op papier geringe omvang - een belangrijke rol hebben gespeeld bij de innovatie van de VOC-vloot, stelt Schokkenbroek. 'Binnen de Kamers zijn verscheidene initiatieven genomen ten aanzien van bij voorbeeld de scheepsbouw die later door de rest van de organisatie zijn overgenomen. Zo liet de Kamer Delft in 1664 een aantal snelle hoekers bouwen om de communicatie tussen de VOC-standplaatsen in de Oost te verbeteren;
een initiatief dat later werd overgenomen door andere Kamers. De Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) was aan de gang; snelle communicatie was van cruciale betekenis. En begin achttiende eeuw kwamen de Kamers Rotterdam, Delft en Zeeland met het voorstel bredere schepen te bouwen. Die hadden minder diepgang, waardoor ze dichter bij de steden konden komen, en konden meer goederen vervoeren. Overladen in kleinere schepen was niet langer nodig en dat bespaarde kosten.
De oprichting van de VOC, nu 400 jaar geleden, wordt het komende jaar weliswaar feestelijk herdacht (in Delft onder meer met een speciale website), maar deze aandacht is overwegend incidenteel van karakter.Van een grootscheepse bestudering van de VOC-archieven is het nooit gekomen.
Het VOC-archief, de Overgekomen brieven en papieren bestaande uit zo'n 5 kilometer papier (rapportages, tabellen en persoonlijke getuigenissen) is nog altijd min of meer weggestopt in een uithoek van het collectieve geheugen van Nederland. Geld voor onderzoek in dit enorme archief wordt mondjesmaat beschikbaar gesteld.
De Leidse universiteit doet daar samen met de universiteit van Amsterdam iets aan, door studenten uit Azië in de gelegenheid te stellen enkele jaren in Nederland onderzoek te doen naar de betekenis die de Europese handel op Azië voor de ontwikkeling van dit werelddeel heeft gehad. De studenten zijn afkomstig uit o.a. Thailand, China, Japan, Zuid-Afrika, Indonesië, maar ook uit Nederland. Ze raadplegen voor hun studie onder meer de VOC-archieven. In totaal zullen de komende jaren zo'n 25 studenten aan het project deelnemen.
Jos Teunissen
Terug naar overzicht