Vereniging Erfgoed Leidschendam

info@erfgoedleidschendam.nl

Uitgave: Januari 2001

Blij, dat mijn bloed heeft mogen vloeien

Blij, dat mijn bloed heeft mogen vloeien

Tussen de ruim 3000 Nederlandse jongemannen die rond 1868 de paus te hulp schoten bij de verdediging van zijn grondgebied, bevonden zich ook 13 Stompwijkers, zo blijkt uit gegevens van het Nederlands Zouavenmuseum in Oudenbosch.

In de eerste helft van de 19-de eeuw ontstond in Italië een sterk nationaal bewustzijn, wat leidde tot een streven naar staatkundige eenheid. Dit betekende een gevaar voor de onafhankelijkheid van de kerkelijke staat, waarvan de paus het hoofd was. Het pauselijke gebied besloeg globaal het midden van Italië.
In 1860 veroverde Victor Emanuel II, koning van Sardinië, een gedeelte van dit gebied. Sicilië en Zuid-Italië sloten zich na een succesvolle expeditie van vrijheidsheld Garibaldi bij Victor Emanuel aan. Zo ontstond het koninkrijk Italië, met Turijn als voorlopige hoofdstad.
Paus Pius IX behield nog slechts Rome met omgeving, het 'patrimonium petri'. Om het restant van zijn grondgebied te verdedigen, was een sterker leger nodig. De paus richtte daarom een oproep aan katholieke jongeren in de hele wereld om hem te hulp te komen. Onder leiding van een Franse generaal werd het 'Regiment der pauselijke zouaven' opgericht. Uit verscheidene landen meldden zich duizenden vrijwilligers om tot deze 'zouaven' toe te treden. De naam was ontleend aan een dappere inheemse stam in Algiers die zich aan de Fransen had onderworpen en waaruit een keurkorps van het Franse leger was gevormd.
Met  ruim  3000  man  vormden Nederlanders het grootste contingent. Dat valt te verklaren uit het feit, dat het enthousiasme om de paus hulp te bieden in katholieke kring in Nederland groter was dan in andere landen.
Nederlandse vrijwilligers werden actief geworven door pastoors in dorpen en steden. Het Brabantse Oudenbosch was tussen 1864 en 1870 het voornaamste verzamel- en vertrekpunt van de aspi-rant-zouaven uit Nederland. Na een korte opleiding reisden ze met de trein via Brussel, Parijs en Marseille per boot naar Rome. Het mag waarschijnlijk worden genoemd, dat in het dorp Stompwijk de toenmalige pastoor Theodoor Stoek zich actief met de werving van zouaven heeft bezig gehouden.
In totaal vertrokken tussen 1867 en 1870 13 jonge mannen uit Stompwijk naar Rome. Ze tekenden een contract ('feuille d'enrólement) dat hen voor twee jaar aan het pauselijke regiment verbond. Hun namen: Jacob Bolleboom (17), Jacob de Bruyn (25), Bertus Gerritse (21), Jan Granneman (20), Petrus van Haasteren (21), Jan van Heijningen (17),Adrianus van der Helm (36), Willem Olijhoek (16), Jacob van Rijn (23), Willem van Santen (29), Cor Vogelaar (28), Theo de Vreede (28) en Martien Wessing (17). Gerritse, Van Haasteren en Vogelaar werden door de paus voor hun prestaties onderscheiden met een medaille; Vogelaar zelfs met een gouden, onder meer vanwege zijn inzet tijdens de ter aarde bestelling van slachtoffers van een cholera-epide-mie; een karwei dat niet zonder risico's voor de eigen gezondheid kan worden gedaan. Ook kreeg hij voor zijn verdiensten een gouden ketting (un rubeau jaune et blanc) van de koning van Napels. Hij bracht het tot sergeant.
Waren de meeste vrijwilligers uit Stompwijk landarbeider, Vogelaar had op het seminarie Hageveld in Voorhout gestudeerd. Na zijn dienst als zouaaf had hij willen intreden in een klooster bij Rome. Er is een brief van hem bewaard gebleven die hij na de slag bij het dorpje Mentana heeft geschreven. Hij schrijft: 'Er is een grote strijd geleverd. Op zondag 3 november 's morgens vertrokken we uit Rome naar Monte Rotondo, dat was ons doel, doch in de vlakte van Mentana begonnen wij reeds te vuren op de vijand, het was 's middags om 12 uur. De strijd was hevig en heeft geduurd tot 's namiddags vijf uur, zonder ophouden. Hierbij gebeurde het, dat ik juist een schot ladende op garibaldisten die door het venster schoten, door een kogel getroffen werd in mijn linkerzijde, doch dit is niets, ik ben zeer verheugd dat mijn bloed heeft mogen vloeien voor de heilige kerk. De wond is zodanig, dat ik na een poosje rust te hebben gehad weer zal genezen zijn en andermaal de strijd zal kunnen hervatten. Ik hoop tenminste dat God mij dit geven zal. Van de onzen zijn er ongeveer 150 gesneuveld. Van de garibaldisten echter veel en naar men zegt zijn er wel 3000 gevangen. Men is meer dan 5000 geweren van hen meester geworden. Onder de gevangenen zijn vele kapiteins. Garibaldi en zijn zoon waren bij het gevecht tegenwoordig. De oude Garibaldi is gevlucht en de zoon is gewond.'
Vogelaar bleek te optimistisch over zijn ogenschijnlijk niet gevaarlijke verwonding. Hij werd op 20 januari 1868 een militair hospitaal in Rome binnengebracht. Een dag later overleed hij door 'herhaald bloedverlies'. 'God heeft het offer van zijnen dienaar aangenomen', schreef de Stompwijkse pastoor J. P. Canters enkele jaren later over hem.
De zouaven hebben overigens niet kunnen verhinderen dat de paus zijn grondgebied aan nationalisten moest afstaan. In 1870 bezette het Italiaanse leger het overgebleven deel van de kerkelijke staat. De eenheid van Italië met Rome als hoofdstad was een feit. De paus trok zich als vrijwillige gevangene terug in het Vaticaan. De zouaven verlieten de Italiaanse bodem.

Jos Tennissen

Met dank aan Wim Suyten
Voor meer informatie over het Zouavenmuseum: 0165-313448.


Terug naar overzicht

Laatste publicatie

Erf Goed Nieuws augustus 2023
augustus 2023, jaargang 32, nummer 1

Erf Goed Nieuws augustus 2023

Erf Goed Nieuws, augustus 2023

Lees verder Alle publicaties